2008-03-06

DE RIDDERS VAN DE TEMPEL DER WIJSHEID (3)



Le temps altère et efface la parole de l’homme, mais ce qui est confié au feu perdure indefiniment… - Incinération du testament philosophique

They practice disciplined obedience. Food and clothing are provided by their leaders; they confine themselves moreover only to what is strictly necessary, and lead a frugal and modest life together without women and children. Following the advice of the Gospels they all dwell beneath the same roof, have no personal possessions, and cultivate oneness in the bond of peace. They seem to possess one heart and one soul, so much has each renounced his individual will to remain blindly submissive to his leader. They are never seen sitting idle, but on those rare occasions when they are not on duty, they are earning their living by repairing their own armor and clothing, or devoting themselves, on orders from their superior, to tending the ordinary needs of their community. There is no distinction made among persons and it is merit, not noble blood that determines rank. Each shows deference to his fellows and works mutually to carry each other’s burdens, thus fulfilling Christ’s law. Any arrogant or frivolous speech or immodest laughter or spreading rumors will entail swift correction. They hold both hunting and gaming disreputable. Jugglers and troubadours and their clownish songs they regards with the utmost scorn for they comprehend the vanity and folly of the theater. They crop their hair in accordance with the words of the Apostle, knowing it is shameful for a man to care for his locks. They never comb it and rarely wash, preferring to appear with tousled hair and dirty faces burnt black as their armor. – In Praise of the New Knighthood.


De tempeliers Orde kon worden beschouwd als een brug, gebouwd op vier steunpilaren.

1. Fratres Servientes Famuli et officii de ambachtslieden en kunstenaars die voor de stoffelijke kant van de Orde werkten
2. Fratres Servientes Armigeri, Sergeanten en schildknapen.
3. Fratres Capellani, deze categorie leidde een monastiek en contemplatief leven. Ze waren gekleed in ruwe zwarte stof met een pelerine en een kap. Deze prediker-broeders vormden het esoterisch aspect van de Orde.
4. Fratres Milites, de bekende ridders met de witte mantels. Deze zuil synthetiseerde het exoterische en esoterische aspect van de Orde.

Men maakte ook gebruik van een soort tijdelijke krachten: de Fratres ad terminum.

De hiërarchie van de Orde kende ook een vierledige structuur, zij bestond uit een grootmeester, een drost, een maarschalk en een admiraal. De grootmeester werd gekozen door 12 broeders. Hij droeg de Abacus of herdersstaf.

De dag werd begonnen met het reciteren van 13 onze vaders, de getallen symboliek noemt 13 het meestergetal. Dit meestergetal verwijst naar de verantwoordelijkheid en het zelf-offer dat de leerling bereid is om te brengen voor zijn ideaal. Voor de profane wereld is het getal 13 nog altijd een ongeluksgetal. Wanneer we 13 theosofisch optellen, 1 + 3 krijgen we het getal 4 dat zo geliefd was bij de tempeliers.

Het grootste feest voor de tempelier was het pinksterfeest, het feest van de heilige geest.
Ook de 24e juni, de dag van Johannes de Doper was een speciale dag voor de tempelier.

De standaard van de tempeliers, was de beauséant. Daarvan bestonden verschillende versies. Hij was altijd zwart / wit geblokt soms met een rood kruis, het bekende rode croix pattée. Dit kruis werd sinds 1146 door de orde gevoerd. Wat deze kleuren betreft, hier vinden we weer raakpunten met andere tradities; zo kennen we het rood, zwart en wit uit de alchemie, de kabbalah en de tarot. Het motto van de orde was: Non nobis Domine, non nobis, sed Nomini Tuo da Gloriam.

Hun hoofdhaar werd afgeschoren, maar het dragen van een baard was verplicht. Ze mochten zich nooit overgeven. Een andere regel verbood hen te jagen, behalve op de leeuw. Het was de tempeliers ten strengste verboden om deel te nemen aan seculiere oorlogsvoering, in het bijzonder tegen een christelijke monarch. Het was de tempelier verboden om het zwaard te heffen tegen een christen. Deze regel ligt wellicht ten grondslag aan het feit dat ze zich tegen hun arrestatie en vervolging niet zichtbaar verzet hebben. De tempeliers waren geen tienden verschuldigd en zij waren uitsluitend verantwoording schuldig aan de paus.

Over de aantallen tempeliers bestaat onder de historici nog steeds geen eenduidige mening, de schattingen lopen uiteen van 20.000 tot wel 100.000. Doorgaans wordt echter een aantal van 20.000 aangehouden, waarvan dan zo'n 10% zou hebben bestaan uit beroemde ridders in hun witte gewaden.

Het leven dat de tempelier te wachten stond was niet bepaald gemakkelijk. Reeds bij zijn aanname werd hij daarop gewezen:

"Lieve Broeder, veel streeft gij na met uw verlangen, tot ons toe te treden, want van onze orde ziet ge slechts de schaal, de buitenzijde… dat wij mooie paarden en fraaie wapenuitrustingen hebben, goed te eten en te drinken en mooie kleren dragen, en gij meent dat ge u zeer behaaglijk zult voelen. Maar ge kent niet de harde geboden die binnen in de orde heersen: want hard is het dat gij, die uw eigen heer zijt geweest, vazal van een ander wordt".

Op vrijdag 13 oktober 1307 werden Jacques de Molay en in totaal zo'n 600 tempeliers gearresteerd. De dag daarvoor had De Molay, op verzoek van Philips, nog gefungeerd als slippendrager tijdens de begrafenis van zijn schoonzuster Catharina de Valois.

Deze zwarte dag, deze dies nefastus leeft als bijgeloof in de volksmond voort als de ongeluksdag, “vrijdag de dertiende”.

Ondanks alle theorieën over de ondergang van de Tempelorde is er maar een these die serieuze overweging verdiend: n.l. hebzucht gecombineerd met boosaardige wraakzucht.
Als je ze niet de baas kunt, sluit je dan bij ze aan moet Philips IV hebben gedacht. Had hij in 1305 niet zelf de grootmeester verzocht om hem als erelid op te nemen? Het kapittel van de orde had hem hooghartig afgewezen. De grootmeester had het gewaagd om te zeggen dat het statuut van de orde het opnemen van regerende vorsten verbood en had hem de koning van Frankrijk afgewezen…

De werken van vroomheid en barmhartigheid, de wonderbare grootmoedigheid die de heilige orde van de tempel, lang geleden gesticht op basis van goddelijke genade, in heel de wereld en op elk moment laat blijken, haar moed die verdiend aangemoedigd te worden om zich nog aandachtiger en standvastiger bezig te houden met de gevaarlijke bewaking van het Heilige Land, nopen ons ertoe onze koninklijke vrijgevigheid uit te breiden tot deze orde en haar ridders, waar ze zich ook bevinden in ons koninkrijk, en de orde en haar ridders voor wie wij een oprechte liefde koesteren, de bewijzen van onze bijzondere genegenheid te verlenen (PHILIPS IV)

Philips IV erfde een failliete boedel en hij had constant gebrek aan geld. In 1291 werden de Italiaanse kooplieden, de Lombarden aangehouden. Ze moesten zich vrijkopen en er werden hen zware belastingen opgelegd. Hij had zich ook al aan de eigendommen van de Joden vergrepen, ze mishandeld en in 1305 uit het land gezet.

Toen dit nog steeds niet voldoende bleek, liet hij zijn begerig oog vallen op de bezittingen van de tempeliers, die hem in 1291 nog bescherming hadden geboden in de "Temple" hun hoofdkwartier te Parijs tegen het woedende gepeupel dat woest was om de voortdurende geldontwaarding. (Philips IV was waarschijnlijk de eerste vorst in de geschiedenis die het metaal gehalte van zijn munten systematisch verlaagde. In 1306 was de waarde van drie nieuwe duiten of deniers gezakt tot het gehalte van één enkele denier van de oude munt standaard. Hij voerde dan ook terecht zij bijnaam “Le Roi Banqueroutier” en in 1306 haalde hij zich daarmee een opstand van de Parijse burgerij op de hals.

Het getuigt van heel weinig inzicht om te geloven dat de tempeliers met open ogen in de val zijn gestapt die door Philips IV was neergezet. Veeleer hebben ze hun verdwijning in de jaren voorafgaande aan hun arrestatie zorgvuldig geënsceneerd. Er zijn talloze aanwijzingen dat Jacques de Molay op de hoogte was van Philip's snode plannen en dat velen tijdig de benen hebben genomen. Dit zou ook een van de redenen kunnen dat er geen weerstand van betekenis werd geleverd, domweg omdat de meeste al vertrokken waren en er dus te weinig tempeliers overgebleven waren voor gewapend verzet. Het lijkt er wel op dat een aantal tempeliers zich vrijwillig hebben opgeofferd om het "grote werk" lees de geheime kennis van de tempeliers voor de toekomst veilig te stellen.

Philips wist heel goed dat de orde alleen door een kerkelijk tribunaal veroordeeld kon worden wegens ketterij. Hij had zo'n veroordeling wegens ketterij nodig om de "schat" van de tempeliers in handen te krijgen. De bezittingen van ketters werden immers verbeurd verklaard. Daartoe had hij de hulp nodig van de paus. Philips had het voor elkaar gekregen dat er in 1305 een Franse aartsbisschop tot Paus werd gekozen onder de naam Clemens V.

De aandacht van deze arme ziekelijke man werd voortdurend door zijn lichaam in beslag genomen. En in het zwakke lichaam van Clemens V woonde geen sterke geest. Van de zwakheid en wankelmoedigheid van de Heilige Vader wist Philips de Schone uitstekend gebruik te maken. Hij behoefde Clemens er maar aan te herinneren, hoe het de krachtige Bonifacius VIII was vergaan, toen hij zich weerspannig toonde!

Recent wetenschappelijk onderzoek door Dr. Barbara Frale heeft aan het licht gebracht, dat de paus van mening was dat de tempeliers en hun grootmeester eigenlijk onschuldig waren! In de geheime archieven van het Vaticaan ontdekte zij in 2001 een reeds lang verloren gewaand document, het z.g. Chinon perkament en deze brief bewijst die stelling.

Dit is overigens tevens het bewijs dat de stelling van Dan Brown, auteur van pageturner Da Vinci Code, hier de plank volledig misslaat wat beterft de rol van de paus in dit drama.

Op deze slinkse wijze slaagde Philips IV er dus in om de paus in zijn complot te betrekken. Deze vaardigde een officiële bul uit tegen de orde op 22 maart 1312. Historici hebben deze periode 1305 - 1378 wel als de Babylonische krijgsgevangenschap van de pausen aangeduid. De pausen verbleven voortaan te Avignon en werden daarmede echte marionetten in handen van de Franse koning.

Een psychologisch portret van Philips IV ware hier op zijn plaats; iemand noemde hem eens een extremist met een Christus-complex, maar als we de Fransman Langlois mogen geloven: "Zullen wij nooit weten, wie Philips de Schone was".
Daar waar de meeste vorsten zich uit hartstocht bezig hielden met de jacht en het voeren van oorlogen, was het leven van Philips de Schone voornamelijk gewijd aan het voeren van processen. Hij was verwikkeld in een proces met paus Bonifacius VIII een wreedaardige man om deze tot ketter te laten verklaren! Maar zijn onenigheid met Bonifacius had uiteraard ook weer een financiële ondertoon, omdat Philips een belasting wilde invoeren voor de geestelijkheid Zijn hele leven was een groot proces! Deze houding van Philips heeft een negatieve invloed gehad op het verdere verloop van de Franse geschiedenis. Na zijn dood en na de opheffing van de tempeliers ging het met de Franse economie in snel tempo bergafwaarts en brak een duistere periode aan.

Blanche de Castille, moeder van Saint Louis, regentes van Frankrijk, liet gedurende de kruistocht van haar zoon i.v.m. een dreigende opstand in Parijs, de gehele Franse goudvoorraad naar het gebied van Rennes-le-Château brengen. Saint Louis kwam terug van de kruistocht, vertrok weer en stierf in Tunis. Zijn zoon Philippe le Hardi kende deze plaats, want hij interesseerde zich sterk voor Rhedea en liet er allerlei verdedigingswerken aanleggen.
Kennelijk is men nadien het spoor bijster geraakt en kende Philips de Schone deze plek niet meer, want hij moest zijn toevlucht nemen tot het drukken van vals geld. De schat werd twee keer gevonden. Eerst in 1645 door de herder Ignace Paris, die per ongeluk in een gat viel, dat later niet meer terug te vinden was. Volgens de archieven van de stad Carcassonne zou deze schat bestaan uit 18.500.000 goudstukken met een totaal gewicht van 180 ton en talloze juwelen en religieuze objecten. De intrinsieke waarde was meer dan 50.000.000 francs.

Philips IV erfde dus een failliete boedel en hij had constant gebrek aan geld. In 1291 werden de Italiaanse kooplieden, de Lombarden aangehouden. Ze moesten zich vrijkopen en er werden hen zware belastingen opgelegd. Hij had zich ook al aan de eigendommen van de Joden vergrepen, ze mishandeld en in 1305 uit het land gezet.

Toen dit nog steeds niet voldoende bleek, liet hij zijn begerig oog vallen op de bezittingen van de tempeliers, die hem in 1291 nog bescherming hadden geboden in de "Temple" hun hoofdkwartier te Parijs tegen het woedende gepeupel dat woest was om de voortdurende geldontwaarding. (Philips IV was waarschijnlijk de eerste vorst in de geschiedenis die het metaal gehalte van zijn munten systematisch verlaagde. In 1306 was de waarde van drie nieuwe duiten of deniers gezakt tot het gehalte van één enkele denier van de oude munt standaard. Hij voerde dan ook terecht zij bijnaam “Le Roi Banqueroutier” en in 1306 haalde hij zich daarmee een opstand van de Parijse burgerij op de hals.

Het getuigt van heel weinig inzicht om te geloven dat de tempeliers met open ogen in de val zijn gestapt die door Philips IV was neergezet. Veeleer hebben ze hun verdwijning in de jaren voorafgaande aan hun arrestatie zorgvuldig geënsceneerd. Er zijn talloze aanwijzingen dat Jacques de Molay op de hoogte was van Philip's snode plannen en dat velen tijdig de benen hebben genomen. Dit zou ook een van de redenen kunnen dat er geen weerstand van betekenis werd geleverd, domweg omdat de meeste al vertrokken waren en er dus te weinig tempeliers overgebleven waren voor gewapend verzet. Het lijkt er wel op dat een aantal tempeliers zich vrijwillig hebben opgeofferd om het "grote werk" lees de geheime kennis van de tempeliers voor de toekomst veilig te stellen.

Philips wist heel goed dat de orde alleen door een kerkelijk tribunaal veroordeeld kon worden wegens ketterij. Hij had zo'n veroordeling wegens ketterij nodig om de "schat" van de tempeliers in handen te krijgen. De bezittingen van ketters werden immers verbeurd verklaard. Daartoe had hij de hulp nodig van de paus. Philips had het voor elkaar gekregen dat er in 1305 een Franse aartsbisschop tot Paus werd gekozen onder de naam Clemens V.

De aandacht van deze arme ziekelijke man werd voortdurend door zijn lichaam in beslag genomen. En in het zwakke lichaam van Clemens V woonde geen sterke geest. Van de zwakheid en wankelmoedigheid van de Heilige Vader wist Philips de Schone uitstekend gebruik te maken. Hij behoefde Clemens er maar aan te herinneren, hoe het de krachtige Bonifacius VIII was vergaan, toen hij zich weerspannig toonde!

Recent wetenschappelijk onderzoek door Dr. Barbara Frale heeft aan het licht gebracht, dat de paus van mening was dat de tempeliers en hun grootmeester eigenlijk onschuldig waren! In de geheime archieven van het Vaticaan ontdekte zij in 2001 een reeds lang verloren gewaand document, het z.g. Chinon perkament en deze brief bewijst die stelling.

Dit is overigens tevens het bewijs dat de stelling van Dan Brown, auteur van pageturner Da Vinci Code, hier de plank volledig misslaat wat beterft de rol van de paus in dit drama.

Op deze slinkse wijze slaagde Philips IV er dus in om de paus in zijn complot te betrekken. Deze vaardigde een officiële bul uit tegen de orde op 22 maart 1312. Historici hebben deze periode 1305 - 1378 wel als de Babylonische krijgsgevangenschap van de pausen aangeduid. De pausen verbleven voortaan te Avignon en werden daarmede echte marionetten in handen van de Franse koning.

Geen opmerkingen: