NON NOBIS, NON NOBIS, DOMINE, SED NOMINI TUO DA GLORIAM
L’église où tu es, restes-y.
De notre vie vous ne voyez que l'écorce, qui est au-dehors
mais vous ne voyez les forts commendements, qui sont au-dedans (règle de l'ordre)
The Templars had two doctrines; one was concealed and reserved to the leaders, being that of Johannism; the other was public, being Roman Catholic doctrine… The Chiefs alone knew the aim of the Order; the subalterns followed without distrust. – Eliphas Levi
Dit is het ondoorgrondelijkste raadsel, ooit door de geschiedenis aan het nageslacht overgeleverd. -(Abbé de Vertot)
Posts tonen met het label Christos. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Christos. Alle posts tonen
2008-03-02
DE RIDDERS VAN DE TEMPEL DER WIJSHEID (1)
"The true version of the history of Jesus, and the early Christianity was imparted to Hugh de Payens, by the Grand-Pontiff of the Order of the Temple (of the Nazarene or Johannite sect), one named Theocletes, after which it was learned by some Knights in Palestine, from the higher and more intellectual members of the St. John sect, where were initiated into its mysteries. Freedom of intellectual thought and the restoration of one and universal religion was their secret object. Sworn to the vow of obedience, poverty, and chastity, they were at first the true Knights of John the Baptist, crying in the wilderness and living on wild honey and locusts. Such is the tradition and the true kabalistic version." - M. P. Blavatsky, Isis Unveiled
Een van de raadsels die het verhaal van de oorsprong van de tempeliers omgeven, is de snelheid waarmee koning Boudewijn I van Jeruzalem de sleutel van de El Aqsa-moskee overhandigde aan de negen ridders toen zij bij hem op de stoep stonden. Dit zou onder alle omstandigheden een raadsel zijn, maar misschien vooral in dit geval, want net voordat de tempeliers er bezit van namen, had Boudewijn de moskee liefdevol laten renoveren om er een paleis voor zichzelf van te maken - Robert Bauval
In het jaar 1118 stichtte een geheimzinnig graalgenootschap, de Orde van Sion als haar exoterische en militante tak, de Pauperes commilitones Christi templique Salomonis of te wel de Orde van de arme ridders van Christus en de tempel van Salomo, kortweg tempeliers genoemd. Voor de Patriarch van Jeruzalem legden 9 ridders, veteranen van de eerste kruistocht, onder leiding van Hugues de Payens en Godefroy de Saint-Omer hun eed van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid af als ridder-monniken. De even tragische als beschamende geschiedenis van de eerste kruistocht zullen we hier verder maar buiten beschouwing laten. De ridders kregen o.a. de beschikking over een vleugel van het paleis Boudewijn II, Koning van Jeruzalem, die was gelegen op de tempelberg en een gedeelte van de El-Aksa moskee, gebouwd op de plek van de vroegere tempel van Salomo.
Hugues de Payens werd de eerste grootmeester van de tempeliers. Hij vernam van Theocletes de ware lezing van het leven van Jezus en de oorspronkelijke geheime eredienst. Theocletes was de Pontifex van de Nazoreense sekte ook wel Johannitische Christenen genoemd. Zij baseerden zich o.a. op het "oorspronkelijke" evangelie van Mattheus. Deze hogepriester nam altijd de titel van Christos aan. Hij was de inwijder van De Payens en beschouwde hem als zijn opvolger.
Gezien het gebruik van de z.g. Atbash-code door de tempeliers is het ook heel aannemelijk dat er een Nazoreense sekte tot in de 12e eeuw doorleefde. De Atbash-code is een joods cryptografisch systeem dat zo'n duizend jaar eerder werd gebruikt om Esseense, Zadokitische en Nazoreense teksten te verhullen. Hij werd ook toegepast bij sommige Dode Zee rollen. Bij de Atbash wordt de eerste Hebreeuwse letter, aleph vervangen door de laatste tau, de tweede beth door de op één na laatste shin enzovoort. De kabbalisten noemden dit letterpermutatie. De tempeliers maakten ongetwijfeld gebruik van de Atbash-code, ook al omdat in de twaalfde eeuw iedere zinspeling op het gnosticisme uiterst riskant was.
Het Hebreeuwse alfabet bestaat uit tweeëntwintig letters, die als volgt opgeschreven worden: de eerste elf staan in de gebruikelijke volgorde en de tweede elf worden daar in omgekeerde volgorde onder gezet.
A B G D H V Z Ch T I K
Th Sh R Q Tz P O S N M L
In het Hebreeuws wordt Baphomet als BPVMTh geschreven waarbij in Atbash omgezet ShVPIA ontstaat. ShVPIA dat wordt uitgesproeken als Sophia, is in het Grieks niets anders dan “wijsheid”
De tempeliers hadden gezworen om de pelgrims op weg naar het Heilige Graf en de heilige plaatsen te beschermen, maar aangezien ze niet patrouilleerden langs de gevaarlijk weg van Jaffa naar Jeruzalem, ze aan geen enkele slag deelnamen en ze de eerste negen jaren van hun bestaan vrijwel uitsluitend “ondergronds” doorbrachten (recent archeologisch onderzoek bevestigt deze activiteiten onder de Tempelberg) moet dit slechts als een vrome legende worden beschouwd. Maar afgezien van de praktische vraag hoe zeven à negen ridders die taak naar behoren hadden kunnen volbrengen, is er nog iets anders dat tot nadenken stemt: noch in de statuten van de orde van 1128, noch in enig ander geschrift of kroniek van die tijd - bijvoorbeeld de kroniek van Fulko de Chartres, de biechtvader van Boudewijn II - wordt over die beveiligingstaak ook maar met één woord gerept. Fulko vermeldt zelfs de tempelridders niet eens!
Dr. Martin Bauer schrijft daarover: "Men kan zich er trouwens enigszins over verwonderen dat er praktisch geen documenten bestaan waarin de beginfasen van de tempeliers zijn vastgelegd…
Tot het concilie van Troyes (1128) vormden de tempeliers een kleine elitaire broederschap, die uit diepgelovige mannen bestond…
Pas met de erkenning door de kerkelijke autoriteiten werd de broederschap officieel een echte orde, volgens canoniek recht. Vermeldenswaardig is een opmerkelijke leemte in het reglement. Nergens vindt men een verwijzing naar de oorspronkelijke taak van de orde: de bescherming van de pelgrimswegen… We zouden toch mogen verwachten dat het reglement van de tempeliers bijvoorbeeld als volgt zou beginnen: Doel van onze orde is…" Zouden toch do intelligente mannen als Hugo de Payens en Bernard van Clairvaux vergeten zijn de doelstelling van de organisatie in het reglement vast te leggen?"
Er werden gedurende de eerste negen jaren ook geen nieuwe leden toegelaten. Dit is natuurlijk opmerkelijk, want wanneer zij daadwerkelijk de pelgrims hadden willen beschermen konden ze natuurlijk best enige versterking gebruiken. De negen jaar en de negen ridders hebben natuurlijk ook een symbolische esoterische betekenis. Gedurende negen jaar werd gewerkt aan de oprichting van de orde. De 9 is de voorbereiding voor en afronding naar een hoger niveau, de 10, de decade of Tetractys van Pythagoras.
De bescherming van de pelgrims lag in werkelijkheid dan ook in handen van de Hospitaalridders. De tempeliers waren veeleer diplomaten, in dienst van de koning, die moesten proberen om de zwaar verstoorde relaties met de joden en de moslims weer enigszins te herstellen.
Beschermheilige en geestelijke vader van de fratres Militiae Templi was de cisterciënzer monnik en mysticus Bernard de Clairvaux (van Fontaine), die mogelijk via zijn Joodse medewerkers had vernomen dat de Ark des Verbonds met de Tafelen der Wet zich nog in Jeruzalem bevonden. Deze zou zich onder de Shetiyyah, of grondsteen van Salomo's tempel bevinden, die zich nu in de Rotskoepel bevindt. Waarschijnlijk heeft men de hulp ingeroepen van de vermaarde kabbalaschool van rabbi Rashi te Troyes.
Het kan dan ook niet anders of de tempeliers en de "witte monniken" hebben een gemeenschappelijk plan gehad. Een gedachte die nog versterkt wordt door de bovenmatige belangstelling die Bernard de Clairvaux aan de dag legde voor de z.g. zware Madonna’s. Het lijkt er veeleer op dat zijn devotie voor de Heilige Maagd een alibi was voor zijn ware liefde: Maria Magdalena. Evenals de belangstelling van de tempeliers voor Johannes de Doper een voorwendsel was om de aandacht af te leiden van het eigenlijke object van hun verering: de evangelist Johannes. Een andere sleutelfiguur op de achtergrond, was Stefanus Harding die met zijn Charta caritatis de ware stichter van de Cisterciënzer Orde was. (Opgericht in 1098 te Cîteaux, de plaats waaraan de orde haar naam ontleende d.w.z. Latijn Cistercium).
Acht jaar lang blijven de tempeliers in Jeruzalem. In het jaar 1125 voegt ook Hugo van Champagne zich bij hen. Dat moet dan wel erg belangrijk voor hem zijn geweest, want hij verstootte vrouw en kind om zich bij het groepje in Jeruzalem te kunnen aansluiten. Vervolgens zweer hij trouw aan zijn vazal Hugues de Payens!!! Zelfs Bernhard van Clairvaux kon die stap niet begrijpen. De Parijse historicus prof. Alain Demurger schrijft: "Men kan begrip opbrengen voor de houding van Bernhard van Clairvaux - een wereld verzekende ridder, die in 1126 het toetreden van de graaf Hugo de Champagne tot de tempelmilitie betreurde: waarom was deze niet, net als hijzelf, in het klooster van Cîtaux ingetreden?" Ja - waaróm dan wel?
In 1127 keerden nagenoeg alle ridders terug naar Europa waar hen een triomfale ontvangst ten deel viel. De orde was pas gesticht, maar in dat zelfde jaar schrijft Bernard de Clairvaux:
“...is het werk voltooid...”
In de inleiding van het ordereglement laat Bernard noteren: "Met Gods en met onze Redder Jezus Christus' hulp is het werk voltooid, dat zijn vrienden uit de Heilige Stad Jeruzalem naar de Marche en de Bourgogne terugriep. Het zijn vrienden, die voor ons welzijn en voor de verbreiding van het ware geloof zonder verzuim God hun ziel aanbieden; welk een edele opoffering…"
De Payens vroeg en kreeg via De Clairvaux steun van de paus. De orde werd op 13 januari 1128 op het concilie van Troyes officieel erkend door de kerk. Bernard de Clairvaux deed een herderlijk schrijven uitgaan, waarin hij de nieuwe orde uitdrukkelijk aanprees: De laude novae militae: "Tot lof van de nieuwe krijgsmacht".
"De soldaten van Christus strijden onbevreesd Gods veldslagen, op geen enkele wijze bezorgd over de zonde van het afmaken van de vijand of het zelf gedood te worden; want een dood volbracht of ondergaan in de naam van Christus is volstrekt geen zonde, maar draagt bij tot de glorie".
Gezien de zeer succesvolle start van de orde, de uitspraken van Bernard de Clairvaux en de opmerkelijke groei van de Cisterciënzers, kan men er gevoeglijk van uitgaan dat er inderdaad iets van zeer grote waarde werd gevonden.
Een van de raadsels die het verhaal van de oorsprong van de tempeliers omgeven, is de snelheid waarmee koning Boudewijn I van Jeruzalem de sleutel van de El Aqsa-moskee overhandigde aan de negen ridders toen zij bij hem op de stoep stonden. Dit zou onder alle omstandigheden een raadsel zijn, maar misschien vooral in dit geval, want net voordat de tempeliers er bezit van namen, had Boudewijn de moskee liefdevol laten renoveren om er een paleis voor zichzelf van te maken - Robert Bauval
In het jaar 1118 stichtte een geheimzinnig graalgenootschap, de Orde van Sion als haar exoterische en militante tak, de Pauperes commilitones Christi templique Salomonis of te wel de Orde van de arme ridders van Christus en de tempel van Salomo, kortweg tempeliers genoemd. Voor de Patriarch van Jeruzalem legden 9 ridders, veteranen van de eerste kruistocht, onder leiding van Hugues de Payens en Godefroy de Saint-Omer hun eed van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid af als ridder-monniken. De even tragische als beschamende geschiedenis van de eerste kruistocht zullen we hier verder maar buiten beschouwing laten. De ridders kregen o.a. de beschikking over een vleugel van het paleis Boudewijn II, Koning van Jeruzalem, die was gelegen op de tempelberg en een gedeelte van de El-Aksa moskee, gebouwd op de plek van de vroegere tempel van Salomo.
Hugues de Payens werd de eerste grootmeester van de tempeliers. Hij vernam van Theocletes de ware lezing van het leven van Jezus en de oorspronkelijke geheime eredienst. Theocletes was de Pontifex van de Nazoreense sekte ook wel Johannitische Christenen genoemd. Zij baseerden zich o.a. op het "oorspronkelijke" evangelie van Mattheus. Deze hogepriester nam altijd de titel van Christos aan. Hij was de inwijder van De Payens en beschouwde hem als zijn opvolger.
Gezien het gebruik van de z.g. Atbash-code door de tempeliers is het ook heel aannemelijk dat er een Nazoreense sekte tot in de 12e eeuw doorleefde. De Atbash-code is een joods cryptografisch systeem dat zo'n duizend jaar eerder werd gebruikt om Esseense, Zadokitische en Nazoreense teksten te verhullen. Hij werd ook toegepast bij sommige Dode Zee rollen. Bij de Atbash wordt de eerste Hebreeuwse letter, aleph vervangen door de laatste tau, de tweede beth door de op één na laatste shin enzovoort. De kabbalisten noemden dit letterpermutatie. De tempeliers maakten ongetwijfeld gebruik van de Atbash-code, ook al omdat in de twaalfde eeuw iedere zinspeling op het gnosticisme uiterst riskant was.
Het Hebreeuwse alfabet bestaat uit tweeëntwintig letters, die als volgt opgeschreven worden: de eerste elf staan in de gebruikelijke volgorde en de tweede elf worden daar in omgekeerde volgorde onder gezet.
A B G D H V Z Ch T I K
Th Sh R Q Tz P O S N M L
In het Hebreeuws wordt Baphomet als BPVMTh geschreven waarbij in Atbash omgezet ShVPIA ontstaat. ShVPIA dat wordt uitgesproeken als Sophia, is in het Grieks niets anders dan “wijsheid”
De tempeliers hadden gezworen om de pelgrims op weg naar het Heilige Graf en de heilige plaatsen te beschermen, maar aangezien ze niet patrouilleerden langs de gevaarlijk weg van Jaffa naar Jeruzalem, ze aan geen enkele slag deelnamen en ze de eerste negen jaren van hun bestaan vrijwel uitsluitend “ondergronds” doorbrachten (recent archeologisch onderzoek bevestigt deze activiteiten onder de Tempelberg) moet dit slechts als een vrome legende worden beschouwd. Maar afgezien van de praktische vraag hoe zeven à negen ridders die taak naar behoren hadden kunnen volbrengen, is er nog iets anders dat tot nadenken stemt: noch in de statuten van de orde van 1128, noch in enig ander geschrift of kroniek van die tijd - bijvoorbeeld de kroniek van Fulko de Chartres, de biechtvader van Boudewijn II - wordt over die beveiligingstaak ook maar met één woord gerept. Fulko vermeldt zelfs de tempelridders niet eens!
Dr. Martin Bauer schrijft daarover: "Men kan zich er trouwens enigszins over verwonderen dat er praktisch geen documenten bestaan waarin de beginfasen van de tempeliers zijn vastgelegd…
Tot het concilie van Troyes (1128) vormden de tempeliers een kleine elitaire broederschap, die uit diepgelovige mannen bestond…
Pas met de erkenning door de kerkelijke autoriteiten werd de broederschap officieel een echte orde, volgens canoniek recht. Vermeldenswaardig is een opmerkelijke leemte in het reglement. Nergens vindt men een verwijzing naar de oorspronkelijke taak van de orde: de bescherming van de pelgrimswegen… We zouden toch mogen verwachten dat het reglement van de tempeliers bijvoorbeeld als volgt zou beginnen: Doel van onze orde is…" Zouden toch do intelligente mannen als Hugo de Payens en Bernard van Clairvaux vergeten zijn de doelstelling van de organisatie in het reglement vast te leggen?"
Er werden gedurende de eerste negen jaren ook geen nieuwe leden toegelaten. Dit is natuurlijk opmerkelijk, want wanneer zij daadwerkelijk de pelgrims hadden willen beschermen konden ze natuurlijk best enige versterking gebruiken. De negen jaar en de negen ridders hebben natuurlijk ook een symbolische esoterische betekenis. Gedurende negen jaar werd gewerkt aan de oprichting van de orde. De 9 is de voorbereiding voor en afronding naar een hoger niveau, de 10, de decade of Tetractys van Pythagoras.
De bescherming van de pelgrims lag in werkelijkheid dan ook in handen van de Hospitaalridders. De tempeliers waren veeleer diplomaten, in dienst van de koning, die moesten proberen om de zwaar verstoorde relaties met de joden en de moslims weer enigszins te herstellen.
Beschermheilige en geestelijke vader van de fratres Militiae Templi was de cisterciënzer monnik en mysticus Bernard de Clairvaux (van Fontaine), die mogelijk via zijn Joodse medewerkers had vernomen dat de Ark des Verbonds met de Tafelen der Wet zich nog in Jeruzalem bevonden. Deze zou zich onder de Shetiyyah, of grondsteen van Salomo's tempel bevinden, die zich nu in de Rotskoepel bevindt. Waarschijnlijk heeft men de hulp ingeroepen van de vermaarde kabbalaschool van rabbi Rashi te Troyes.
Het kan dan ook niet anders of de tempeliers en de "witte monniken" hebben een gemeenschappelijk plan gehad. Een gedachte die nog versterkt wordt door de bovenmatige belangstelling die Bernard de Clairvaux aan de dag legde voor de z.g. zware Madonna’s. Het lijkt er veeleer op dat zijn devotie voor de Heilige Maagd een alibi was voor zijn ware liefde: Maria Magdalena. Evenals de belangstelling van de tempeliers voor Johannes de Doper een voorwendsel was om de aandacht af te leiden van het eigenlijke object van hun verering: de evangelist Johannes. Een andere sleutelfiguur op de achtergrond, was Stefanus Harding die met zijn Charta caritatis de ware stichter van de Cisterciënzer Orde was. (Opgericht in 1098 te Cîteaux, de plaats waaraan de orde haar naam ontleende d.w.z. Latijn Cistercium).
Acht jaar lang blijven de tempeliers in Jeruzalem. In het jaar 1125 voegt ook Hugo van Champagne zich bij hen. Dat moet dan wel erg belangrijk voor hem zijn geweest, want hij verstootte vrouw en kind om zich bij het groepje in Jeruzalem te kunnen aansluiten. Vervolgens zweer hij trouw aan zijn vazal Hugues de Payens!!! Zelfs Bernhard van Clairvaux kon die stap niet begrijpen. De Parijse historicus prof. Alain Demurger schrijft: "Men kan begrip opbrengen voor de houding van Bernhard van Clairvaux - een wereld verzekende ridder, die in 1126 het toetreden van de graaf Hugo de Champagne tot de tempelmilitie betreurde: waarom was deze niet, net als hijzelf, in het klooster van Cîtaux ingetreden?" Ja - waaróm dan wel?
In 1127 keerden nagenoeg alle ridders terug naar Europa waar hen een triomfale ontvangst ten deel viel. De orde was pas gesticht, maar in dat zelfde jaar schrijft Bernard de Clairvaux:
“...is het werk voltooid...”
In de inleiding van het ordereglement laat Bernard noteren: "Met Gods en met onze Redder Jezus Christus' hulp is het werk voltooid, dat zijn vrienden uit de Heilige Stad Jeruzalem naar de Marche en de Bourgogne terugriep. Het zijn vrienden, die voor ons welzijn en voor de verbreiding van het ware geloof zonder verzuim God hun ziel aanbieden; welk een edele opoffering…"
De Payens vroeg en kreeg via De Clairvaux steun van de paus. De orde werd op 13 januari 1128 op het concilie van Troyes officieel erkend door de kerk. Bernard de Clairvaux deed een herderlijk schrijven uitgaan, waarin hij de nieuwe orde uitdrukkelijk aanprees: De laude novae militae: "Tot lof van de nieuwe krijgsmacht".
"De soldaten van Christus strijden onbevreesd Gods veldslagen, op geen enkele wijze bezorgd over de zonde van het afmaken van de vijand of het zelf gedood te worden; want een dood volbracht of ondergaan in de naam van Christus is volstrekt geen zonde, maar draagt bij tot de glorie".
Gezien de zeer succesvolle start van de orde, de uitspraken van Bernard de Clairvaux en de opmerkelijke groei van de Cisterciënzers, kan men er gevoeglijk van uitgaan dat er inderdaad iets van zeer grote waarde werd gevonden.
Labels:
Atbash,
Christos,
Clairvaux,
De Payens,
Rosaecrucius,
Templar Chronicles,
Theocletes
Abonneren op:
Posts (Atom)