2008-03-10

DE RIDDERS VAN DE TEMPEL DER WIJSHEID (5)



LONG AGO TWO BROTHERS RIDING ON A SINGLE HORSE...

"Pape Clément... chevalier Guillaume de Nogaret... roi Philippe...
avant un an, je vous cite à paraître au tribunal de Dieu pour y reçevoir votre juste châtiment! ... Maudits ! Maudits ! vous serez tous maudits jusqu'à la treiziéme génération de vos races !..."


If the Templars trampled the crucifix, they may have copied the example of Arab dervishes who ceremonially rejected the cross with the words, “You may have the Cross, but we have the meaning of the cross.” — Idries Shaw, The Sufis

They practice disciplined obedience. Food and clothing are provided by their leaders; they confine themselves moreover only to what is strictly necessary, and lead a frugal and modest life together without women and children. Following the advice of the Gospels they all dwell beneath the same roof, have no personal possessions, and cultivate oneness in the bond of peace. They seem to possess one heart and one soul, so much has each renounced his individual will to remain blindly submissive to his leader. They are never seen sitting idle, but on those rare occasions when they are not on duty, they are earning their living by repairing their own armor and clothing, or devoting themselves, on orders from their superior, to tending the ordinary needs of their community. There is no distinction made among persons and it is merit, not noble blood that determines rank. Each shows deference to his fellows and works mutually to carry each other’s burdens, thus fulfilling Christ’s law. Any arrogant or frivolous speech or immodest laughter or spreading rumors will entail swift correction. They hold both hunting and gaming disreputable. Jugglers and troubadours and their clownish songs they regards with the utmost scorn for they comprehend the vanity and folly of the theater. They crop their hair in accordance with the words of the Apostle, knowing it is shameful for a man to care for his locks. They never comb it and rarely wash, preferring to appear with tousled hair and dirty faces burnt black as their armor. – In Praise of the New Knighthood.


De enige auteur die ooit een zinnige en m.i. zeer aannemelijke verklaring heeft gevonden voor het grootzegel van de tempelieren is: Piet Van Praet "Van tempelier tot vrijmetselaar, symbolen lezen, bron tot initiatie." Uitgeverij Roularta Books, 1993. ISBN 90 5466 056 2.

Volgens Van Praet is het Zegel van de Tempeliers is van grote symbolische waarde.
Het stelt een paard voor, waarop twee mannen zitten.

Dit is geen teken van armoede zoals veelal werd gedacht; maar het symboliseert de opname van iemand, die volgens de normen die buiten de orde golden, niet gerechtigd was om “te paard” te zitten.

De tweede man werd door de eerste als zijn gelijke bij hem op het paard getild: hij werd een gelijke door zijn individuele verdiensten!

Dit zeer revolutionaire denkbeeld werd doorgegeven als nieuw ideaal of als nieuwe norm voor de opname, ook in de organisaties die uit de tempeliersorde voortkwamen:

Rozenkruisers (filosofische tak)

Alchemisten (wetenschappelijke tak)

Vrije Steenmetselaars (Bouwtak)

Stricte Observance (Organisatorische tak)

2008-03-06

DE RIDDERS VAN DE TEMPEL DER WIJSHEID (4)



"Pape Clément... chevalier Guillaume de Nogaret... roi Philippe...
avant un an, je vous cite à paraître au tribunal de Dieu pour y reçevoir votre juste châtiment ! ... Maudits ! Maudits ! vous serez tous maudits jusqu'à la treiziéme génération de vos races !..."



De aanklacht van de Groot inquisiteur tegen de tempeliers luidde o.a.:

Bij het afleggen van de gelofte moet ieder van hen, die in de orde wordt opgenomen, wat altijd 's-nachts plaatsvindt, Christus verloochenen, zijn beeltenis bespuwen en met de voeten vertreden en met degene, die hem opneemt, actief of passief kussen wisselen op delen van het lichaam die anders bedekt zijn.
1. De tempeliers vereren in hun kapittel vergaderingen een op een kop gelijkend afgodsbeeld (Baphomet), waarvan zij toename in rijkdom en geluk afsmeken.
2. Het is aan de priesters verboden in de mis de sacramentele woorden tot verandering van het brood in de wijn uit te spreken.
3. Aan de nieuw opgenomen leden van de orde wordt de omgang met vrouwen verboden, die met ordebroeders daarentegen uitdrukkelijk toegestaan en aanbevolen.
4. De oversten van de orde beweren ook als leken gerechtigd te zijn hun medebroeders absolutie te verlenen.
5. De tempeliers hebben wegens de hier vermelde punten algemeen een slechte naam.

Godslastering, afgoderij, sodomie… het aloude verhaal. De beschuldigingen tegen de tempeliers leken verdacht veel op die tegen de Katharen en andere z.g. ketters. De enige misdaad van de orde echter bestond erin dat zij over een schat beschikte die hij, Philips, nodig had.

De hoofdprijs ging echter aan zijn neus voorbij, want de legendarische schat van de tempeliers is tot op heden niet gevonden! Ook de “officiële” erfgenaam de Johannieterorde vroeg zich ook al snel af, wie er nu eigenlijk beter was geworden van deze hele affaire.

De avond voor die beruchte dertiende, zo wil de legende vertrokken vanuit de “Temple” in Parijs een 12 tal tempeliers met een aantal ossenwagens richting de kust, met een deel van de schat der tempeliers. Ook van een vloot van de tempeliers bestaande uit 18 galeien, die vertrok vanuit La Rochelle heeft men nooit meer iets vernomen. Een belangrijk deel daarvan voer ongetwijfeld naar Schotland.

Al deze ontwikkelingen betekende echter geenszins het einde van de tempeliers beweging.
In tegenstelling tot wat de meeste geschiedkundigen ons willen doen geloven, kwam hiermede geen einde aan haar activiteiten, zo veranderden slechts van uiterlijke verschijningsvorm.

De tempel van de tempeliers was afgebroken, maart achter de schermen stonden reeds de alchemisten, de rozekruisers en indirect, de vrijmetselaars klaar om de fakkel over te nemen. In andere landen, was de vervolging minder serieus. Op 2 december 1316 wordt met instemming van de nieuwe paus Johannes XXII, door een aantal ridders de Frères Aînés de la Rose Croix (FARC) opgericht.

In Portugal werd de orde na een officieel onderzoek zelfs vrijgesproken van de vermeende misdrijven en in 1319 werd de Orde met toestemming van Koning Dinis omgedoopt tot "Orde van Ridders van Christus" met het hoofdkwartier in Tomar. Binnenin het rode tempelierskruis werd nu een wit kruis geplaatst ten teken van hun onschuld! De Portugezen hebben later trouwens veel profijt gehad van de cartografische kennis van de tempeliers. Vasco da Gama was lid van deze Orde van Christus, terwijl Hendrik de zeevaarder er de grootmeester van was. Colombus trouwde met een dochter van een voormalig lid en zou mede daardoor, in staat zijn geweest om zijn expeditie naar Indië/Amerika te ondernemen. In Spanje gebeurde nagenoeg hetzelfde en werd het de "Orde van Montessa" en in Schotland werd de orde herdoopt tot de "Orde van de Distel en Sint-Andreas van Schotland”, opgericht door de Schotse koning Robert the Bruce. In Duitsland ging de orde op in die van de Johannieters of de Duitse Orde met hun eigen "Ordenstadt" aan de Oostzeekust

Over Baphomet ook wel Caput (hoofd) LVIIIm genoemd, zijn hele boeken volgeschreven. Het was een bronzen kop met lichtende ogen en vier benen, een baardaap, nek en schouders waren met goud bedekt, de ogen waren karbonkels; men kon er niet naar kijken zonder te sidderen… Het had twee of drie gezichten, het was een zwarte kat die op onbehoorlijke wijze gekust werd, een beeldzuil met drie menselijke koppen, een schilderij, het beeld van een jongen, een vrouwelijke figuur, een kalf, een demon die van goud werd of zich in mooie vrouwen veranderende… De auteur Keith Laidler houdt het op het gebalsemde hoofd van Christus dat ergens onder Rosslyn Chapel verborgen zou liggen! Of is het het afgehakte hoofd van Johannes de Doper?

Ook de lijkwade van Turijn wordt vaak genoemd als één van de mogelijkheden. Deze gedachte wordt o.a. aangehangen door Ian Wilson en Barbara Frale. Daar waar het ook mij heel aannemelijk voorkomt, dat de tempeliers de lijkwade een tijd lang in hun bezit hadden en vereerden, deel ik de conclusie van beide onderzoekers, dat de lijkwade één en het zelfde ding is als de Baphomet niet!

Deus Vult!

DE RIDDERS VAN DE TEMPEL DER WIJSHEID (3)



Le temps altère et efface la parole de l’homme, mais ce qui est confié au feu perdure indefiniment… - Incinération du testament philosophique

They practice disciplined obedience. Food and clothing are provided by their leaders; they confine themselves moreover only to what is strictly necessary, and lead a frugal and modest life together without women and children. Following the advice of the Gospels they all dwell beneath the same roof, have no personal possessions, and cultivate oneness in the bond of peace. They seem to possess one heart and one soul, so much has each renounced his individual will to remain blindly submissive to his leader. They are never seen sitting idle, but on those rare occasions when they are not on duty, they are earning their living by repairing their own armor and clothing, or devoting themselves, on orders from their superior, to tending the ordinary needs of their community. There is no distinction made among persons and it is merit, not noble blood that determines rank. Each shows deference to his fellows and works mutually to carry each other’s burdens, thus fulfilling Christ’s law. Any arrogant or frivolous speech or immodest laughter or spreading rumors will entail swift correction. They hold both hunting and gaming disreputable. Jugglers and troubadours and their clownish songs they regards with the utmost scorn for they comprehend the vanity and folly of the theater. They crop their hair in accordance with the words of the Apostle, knowing it is shameful for a man to care for his locks. They never comb it and rarely wash, preferring to appear with tousled hair and dirty faces burnt black as their armor. – In Praise of the New Knighthood.


De tempeliers Orde kon worden beschouwd als een brug, gebouwd op vier steunpilaren.

1. Fratres Servientes Famuli et officii de ambachtslieden en kunstenaars die voor de stoffelijke kant van de Orde werkten
2. Fratres Servientes Armigeri, Sergeanten en schildknapen.
3. Fratres Capellani, deze categorie leidde een monastiek en contemplatief leven. Ze waren gekleed in ruwe zwarte stof met een pelerine en een kap. Deze prediker-broeders vormden het esoterisch aspect van de Orde.
4. Fratres Milites, de bekende ridders met de witte mantels. Deze zuil synthetiseerde het exoterische en esoterische aspect van de Orde.

Men maakte ook gebruik van een soort tijdelijke krachten: de Fratres ad terminum.

De hiërarchie van de Orde kende ook een vierledige structuur, zij bestond uit een grootmeester, een drost, een maarschalk en een admiraal. De grootmeester werd gekozen door 12 broeders. Hij droeg de Abacus of herdersstaf.

De dag werd begonnen met het reciteren van 13 onze vaders, de getallen symboliek noemt 13 het meestergetal. Dit meestergetal verwijst naar de verantwoordelijkheid en het zelf-offer dat de leerling bereid is om te brengen voor zijn ideaal. Voor de profane wereld is het getal 13 nog altijd een ongeluksgetal. Wanneer we 13 theosofisch optellen, 1 + 3 krijgen we het getal 4 dat zo geliefd was bij de tempeliers.

Het grootste feest voor de tempelier was het pinksterfeest, het feest van de heilige geest.
Ook de 24e juni, de dag van Johannes de Doper was een speciale dag voor de tempelier.

De standaard van de tempeliers, was de beauséant. Daarvan bestonden verschillende versies. Hij was altijd zwart / wit geblokt soms met een rood kruis, het bekende rode croix pattée. Dit kruis werd sinds 1146 door de orde gevoerd. Wat deze kleuren betreft, hier vinden we weer raakpunten met andere tradities; zo kennen we het rood, zwart en wit uit de alchemie, de kabbalah en de tarot. Het motto van de orde was: Non nobis Domine, non nobis, sed Nomini Tuo da Gloriam.

Hun hoofdhaar werd afgeschoren, maar het dragen van een baard was verplicht. Ze mochten zich nooit overgeven. Een andere regel verbood hen te jagen, behalve op de leeuw. Het was de tempeliers ten strengste verboden om deel te nemen aan seculiere oorlogsvoering, in het bijzonder tegen een christelijke monarch. Het was de tempelier verboden om het zwaard te heffen tegen een christen. Deze regel ligt wellicht ten grondslag aan het feit dat ze zich tegen hun arrestatie en vervolging niet zichtbaar verzet hebben. De tempeliers waren geen tienden verschuldigd en zij waren uitsluitend verantwoording schuldig aan de paus.

Over de aantallen tempeliers bestaat onder de historici nog steeds geen eenduidige mening, de schattingen lopen uiteen van 20.000 tot wel 100.000. Doorgaans wordt echter een aantal van 20.000 aangehouden, waarvan dan zo'n 10% zou hebben bestaan uit beroemde ridders in hun witte gewaden.

Het leven dat de tempelier te wachten stond was niet bepaald gemakkelijk. Reeds bij zijn aanname werd hij daarop gewezen:

"Lieve Broeder, veel streeft gij na met uw verlangen, tot ons toe te treden, want van onze orde ziet ge slechts de schaal, de buitenzijde… dat wij mooie paarden en fraaie wapenuitrustingen hebben, goed te eten en te drinken en mooie kleren dragen, en gij meent dat ge u zeer behaaglijk zult voelen. Maar ge kent niet de harde geboden die binnen in de orde heersen: want hard is het dat gij, die uw eigen heer zijt geweest, vazal van een ander wordt".

Op vrijdag 13 oktober 1307 werden Jacques de Molay en in totaal zo'n 600 tempeliers gearresteerd. De dag daarvoor had De Molay, op verzoek van Philips, nog gefungeerd als slippendrager tijdens de begrafenis van zijn schoonzuster Catharina de Valois.

Deze zwarte dag, deze dies nefastus leeft als bijgeloof in de volksmond voort als de ongeluksdag, “vrijdag de dertiende”.

Ondanks alle theorieën over de ondergang van de Tempelorde is er maar een these die serieuze overweging verdiend: n.l. hebzucht gecombineerd met boosaardige wraakzucht.
Als je ze niet de baas kunt, sluit je dan bij ze aan moet Philips IV hebben gedacht. Had hij in 1305 niet zelf de grootmeester verzocht om hem als erelid op te nemen? Het kapittel van de orde had hem hooghartig afgewezen. De grootmeester had het gewaagd om te zeggen dat het statuut van de orde het opnemen van regerende vorsten verbood en had hem de koning van Frankrijk afgewezen…

De werken van vroomheid en barmhartigheid, de wonderbare grootmoedigheid die de heilige orde van de tempel, lang geleden gesticht op basis van goddelijke genade, in heel de wereld en op elk moment laat blijken, haar moed die verdiend aangemoedigd te worden om zich nog aandachtiger en standvastiger bezig te houden met de gevaarlijke bewaking van het Heilige Land, nopen ons ertoe onze koninklijke vrijgevigheid uit te breiden tot deze orde en haar ridders, waar ze zich ook bevinden in ons koninkrijk, en de orde en haar ridders voor wie wij een oprechte liefde koesteren, de bewijzen van onze bijzondere genegenheid te verlenen (PHILIPS IV)

Philips IV erfde een failliete boedel en hij had constant gebrek aan geld. In 1291 werden de Italiaanse kooplieden, de Lombarden aangehouden. Ze moesten zich vrijkopen en er werden hen zware belastingen opgelegd. Hij had zich ook al aan de eigendommen van de Joden vergrepen, ze mishandeld en in 1305 uit het land gezet.

Toen dit nog steeds niet voldoende bleek, liet hij zijn begerig oog vallen op de bezittingen van de tempeliers, die hem in 1291 nog bescherming hadden geboden in de "Temple" hun hoofdkwartier te Parijs tegen het woedende gepeupel dat woest was om de voortdurende geldontwaarding. (Philips IV was waarschijnlijk de eerste vorst in de geschiedenis die het metaal gehalte van zijn munten systematisch verlaagde. In 1306 was de waarde van drie nieuwe duiten of deniers gezakt tot het gehalte van één enkele denier van de oude munt standaard. Hij voerde dan ook terecht zij bijnaam “Le Roi Banqueroutier” en in 1306 haalde hij zich daarmee een opstand van de Parijse burgerij op de hals.

Het getuigt van heel weinig inzicht om te geloven dat de tempeliers met open ogen in de val zijn gestapt die door Philips IV was neergezet. Veeleer hebben ze hun verdwijning in de jaren voorafgaande aan hun arrestatie zorgvuldig geënsceneerd. Er zijn talloze aanwijzingen dat Jacques de Molay op de hoogte was van Philip's snode plannen en dat velen tijdig de benen hebben genomen. Dit zou ook een van de redenen kunnen dat er geen weerstand van betekenis werd geleverd, domweg omdat de meeste al vertrokken waren en er dus te weinig tempeliers overgebleven waren voor gewapend verzet. Het lijkt er wel op dat een aantal tempeliers zich vrijwillig hebben opgeofferd om het "grote werk" lees de geheime kennis van de tempeliers voor de toekomst veilig te stellen.

Philips wist heel goed dat de orde alleen door een kerkelijk tribunaal veroordeeld kon worden wegens ketterij. Hij had zo'n veroordeling wegens ketterij nodig om de "schat" van de tempeliers in handen te krijgen. De bezittingen van ketters werden immers verbeurd verklaard. Daartoe had hij de hulp nodig van de paus. Philips had het voor elkaar gekregen dat er in 1305 een Franse aartsbisschop tot Paus werd gekozen onder de naam Clemens V.

De aandacht van deze arme ziekelijke man werd voortdurend door zijn lichaam in beslag genomen. En in het zwakke lichaam van Clemens V woonde geen sterke geest. Van de zwakheid en wankelmoedigheid van de Heilige Vader wist Philips de Schone uitstekend gebruik te maken. Hij behoefde Clemens er maar aan te herinneren, hoe het de krachtige Bonifacius VIII was vergaan, toen hij zich weerspannig toonde!

Recent wetenschappelijk onderzoek door Dr. Barbara Frale heeft aan het licht gebracht, dat de paus van mening was dat de tempeliers en hun grootmeester eigenlijk onschuldig waren! In de geheime archieven van het Vaticaan ontdekte zij in 2001 een reeds lang verloren gewaand document, het z.g. Chinon perkament en deze brief bewijst die stelling.

Dit is overigens tevens het bewijs dat de stelling van Dan Brown, auteur van pageturner Da Vinci Code, hier de plank volledig misslaat wat beterft de rol van de paus in dit drama.

Op deze slinkse wijze slaagde Philips IV er dus in om de paus in zijn complot te betrekken. Deze vaardigde een officiële bul uit tegen de orde op 22 maart 1312. Historici hebben deze periode 1305 - 1378 wel als de Babylonische krijgsgevangenschap van de pausen aangeduid. De pausen verbleven voortaan te Avignon en werden daarmede echte marionetten in handen van de Franse koning.

Een psychologisch portret van Philips IV ware hier op zijn plaats; iemand noemde hem eens een extremist met een Christus-complex, maar als we de Fransman Langlois mogen geloven: "Zullen wij nooit weten, wie Philips de Schone was".
Daar waar de meeste vorsten zich uit hartstocht bezig hielden met de jacht en het voeren van oorlogen, was het leven van Philips de Schone voornamelijk gewijd aan het voeren van processen. Hij was verwikkeld in een proces met paus Bonifacius VIII een wreedaardige man om deze tot ketter te laten verklaren! Maar zijn onenigheid met Bonifacius had uiteraard ook weer een financiële ondertoon, omdat Philips een belasting wilde invoeren voor de geestelijkheid Zijn hele leven was een groot proces! Deze houding van Philips heeft een negatieve invloed gehad op het verdere verloop van de Franse geschiedenis. Na zijn dood en na de opheffing van de tempeliers ging het met de Franse economie in snel tempo bergafwaarts en brak een duistere periode aan.

Blanche de Castille, moeder van Saint Louis, regentes van Frankrijk, liet gedurende de kruistocht van haar zoon i.v.m. een dreigende opstand in Parijs, de gehele Franse goudvoorraad naar het gebied van Rennes-le-Château brengen. Saint Louis kwam terug van de kruistocht, vertrok weer en stierf in Tunis. Zijn zoon Philippe le Hardi kende deze plaats, want hij interesseerde zich sterk voor Rhedea en liet er allerlei verdedigingswerken aanleggen.
Kennelijk is men nadien het spoor bijster geraakt en kende Philips de Schone deze plek niet meer, want hij moest zijn toevlucht nemen tot het drukken van vals geld. De schat werd twee keer gevonden. Eerst in 1645 door de herder Ignace Paris, die per ongeluk in een gat viel, dat later niet meer terug te vinden was. Volgens de archieven van de stad Carcassonne zou deze schat bestaan uit 18.500.000 goudstukken met een totaal gewicht van 180 ton en talloze juwelen en religieuze objecten. De intrinsieke waarde was meer dan 50.000.000 francs.

Philips IV erfde dus een failliete boedel en hij had constant gebrek aan geld. In 1291 werden de Italiaanse kooplieden, de Lombarden aangehouden. Ze moesten zich vrijkopen en er werden hen zware belastingen opgelegd. Hij had zich ook al aan de eigendommen van de Joden vergrepen, ze mishandeld en in 1305 uit het land gezet.

Toen dit nog steeds niet voldoende bleek, liet hij zijn begerig oog vallen op de bezittingen van de tempeliers, die hem in 1291 nog bescherming hadden geboden in de "Temple" hun hoofdkwartier te Parijs tegen het woedende gepeupel dat woest was om de voortdurende geldontwaarding. (Philips IV was waarschijnlijk de eerste vorst in de geschiedenis die het metaal gehalte van zijn munten systematisch verlaagde. In 1306 was de waarde van drie nieuwe duiten of deniers gezakt tot het gehalte van één enkele denier van de oude munt standaard. Hij voerde dan ook terecht zij bijnaam “Le Roi Banqueroutier” en in 1306 haalde hij zich daarmee een opstand van de Parijse burgerij op de hals.

Het getuigt van heel weinig inzicht om te geloven dat de tempeliers met open ogen in de val zijn gestapt die door Philips IV was neergezet. Veeleer hebben ze hun verdwijning in de jaren voorafgaande aan hun arrestatie zorgvuldig geënsceneerd. Er zijn talloze aanwijzingen dat Jacques de Molay op de hoogte was van Philip's snode plannen en dat velen tijdig de benen hebben genomen. Dit zou ook een van de redenen kunnen dat er geen weerstand van betekenis werd geleverd, domweg omdat de meeste al vertrokken waren en er dus te weinig tempeliers overgebleven waren voor gewapend verzet. Het lijkt er wel op dat een aantal tempeliers zich vrijwillig hebben opgeofferd om het "grote werk" lees de geheime kennis van de tempeliers voor de toekomst veilig te stellen.

Philips wist heel goed dat de orde alleen door een kerkelijk tribunaal veroordeeld kon worden wegens ketterij. Hij had zo'n veroordeling wegens ketterij nodig om de "schat" van de tempeliers in handen te krijgen. De bezittingen van ketters werden immers verbeurd verklaard. Daartoe had hij de hulp nodig van de paus. Philips had het voor elkaar gekregen dat er in 1305 een Franse aartsbisschop tot Paus werd gekozen onder de naam Clemens V.

De aandacht van deze arme ziekelijke man werd voortdurend door zijn lichaam in beslag genomen. En in het zwakke lichaam van Clemens V woonde geen sterke geest. Van de zwakheid en wankelmoedigheid van de Heilige Vader wist Philips de Schone uitstekend gebruik te maken. Hij behoefde Clemens er maar aan te herinneren, hoe het de krachtige Bonifacius VIII was vergaan, toen hij zich weerspannig toonde!

Recent wetenschappelijk onderzoek door Dr. Barbara Frale heeft aan het licht gebracht, dat de paus van mening was dat de tempeliers en hun grootmeester eigenlijk onschuldig waren! In de geheime archieven van het Vaticaan ontdekte zij in 2001 een reeds lang verloren gewaand document, het z.g. Chinon perkament en deze brief bewijst die stelling.

Dit is overigens tevens het bewijs dat de stelling van Dan Brown, auteur van pageturner Da Vinci Code, hier de plank volledig misslaat wat beterft de rol van de paus in dit drama.

Op deze slinkse wijze slaagde Philips IV er dus in om de paus in zijn complot te betrekken. Deze vaardigde een officiële bul uit tegen de orde op 22 maart 1312. Historici hebben deze periode 1305 - 1378 wel als de Babylonische krijgsgevangenschap van de pausen aangeduid. De pausen verbleven voortaan te Avignon en werden daarmede echte marionetten in handen van de Franse koning.

2008-03-05

DE RIDDERS VAN DE TEMPEL DER WIJSHEID (2)




... the Templars were entrusted with a number of secret missions. One of these was to work for the linking of Christianity and Islam.

De tempeliers wisten een werk van de diepste ketterij in zo’n vroom mysterie te verhullen dat zowel legende als auteurs de vurige ijver van de kerkvaders overleefden. - Malcolm Godwin.


De ridders en andere belangstellenden stroomden toe en de orde werd overladen met schenkingen. Het verhaal gaat dat men de Ark des Verbonds vond met daarin o.a. de Tafelen der Getuigenis met de goddelijke wetten van getal, maat en gewicht en andere belangrijke documenten zoals genealogieën.
(St. Bernard in die tijd de belangrijkste geestelijke na de paus, heeft God ooit gedefinieerd als: “lengte, breedte, hoogte en diepte” een nogal opmerkelijke visie voor een christen!)

Overigens verklaart de al eerder genoemde Orde van Sion zonder veel omhaal dat ze in het bezit is van de Ark des Verbonds en dat deze, te gelegener tijd, zal worden terug gegeven aan Israel! Men vermoed dat de ark zich nu bevindt in de omgeving van Rennes-le-Château, in de kapel van Saint Mary of Sion in het Ethiopische Axum, of in het Schotse Rosslyn Chapel. (Hugues de Payens was en bleef getrouwd met Catherine St. Clair van Roslin, wat op zich uiterst verbazingwekkend was). Ook de crypte van de kathedraal van Chartres wordt genoemd als één van de mogelijke bergplaatsen. Er wordt zelfs gefluisterd dat er ooit vijf arken werden gebouwd die allen nog in takt zijn!?

Het was in die tijd dat de graalromans en de legende van koning Arthur ontstonden. Rond 1200 verschijnen “Le Conte del Graal” en de“Parzival” die bijna gelijktijdig in het Frans en het Duits werden uitgebracht door Chrétien de Troyes en Wolfram von Eschenbach. (Kan het toeval zijn dat Chrétien de Troyes vlak bij een van hoofdkwartieren van de tempeliers te Payens leefde?)

Deze graalromans impliceren dat er een alternatieve apostolisch lijn bestond en verwijzen naar een koninklijk bloed en een mysterieuze familie. Deze tak beschikte over een geheime kennis die de officiële kerk niet bezat. Chrétien de Troyes heeft het over “Le Chevalier Vermeil”, de Rode Ridder waarmee hij duidelijk op de tempeliers zinspeelt.

De graalteksten lijken dus op een bedekte en symbolische wijze het ware gedachtegoed van de tempeliers uit te dragen. De Belgische auteur en vrijmetselaar Piet van Praet is wel heel stellig in zijn bewering dat de graalliteratuur het verhaal verteld van deze geheime tak. De graalromans zijn lange tijd verboden lectuur geweest, maar waarom eigenlijk? Waarom zouden de kerkelijke autoriteiten teksten over een heilige kelk verbieden? Deze moeten dan wel een inhoud hebben gehad die de kerk niet bepaald welgevallig was!

Ook de tarotkaarten hebben bij de verspreiding van deze versluierde gnostische boodschap een rol te hebben gespeeld. Het is begrijpelijk dat de katharen en de tempeliers in de oorspronkelijke versies een geschikt voertuig voor de verspreiding van hun ideeën hebben gezien. De tarot symboliseert de zoektocht, die de neofiet op zijn inwijdingspad aflegt. Deze veronderstelling wordt nog aannemelijker wanneer men weet dat speel c.q. tarotkaarten al snel na de opheffing van de tempelorde tot het werk van de duivel worden gerekend. De kerk verketterde deze kaarten als de “sporten van de ladder naar de hel”.

Gilden van handwerkslieden ontstaan en er is een bescheiden begin van een burgerij (door de kruistochten worden veel horigen vrije burgers) en dan verschijnt plotseling uit het niets de gotische bouwkunst. Dit nu was mogelijk geworden door de herontdekking van de wetten der goddelijke geometrie. In feite waren ook alleen de tempeliers financieel gesproken in staat omdergelijke grootschalige projecten te financieren. De tempeliers en cisterciënzers waren de stuwende kracht achter de bouw van de grote gotische kathedralen, zoals die van Chartres. Zij waren de enigen die ze konden betalen. (tussen 1100 en 1300 ontstonden er meer als 300) De ongeëvenaarde kathedraal van Chartres was een compendium van hun universum. Door het ontstaan van een burgerij waren er trouwens ook veel grotere kerken nodig dan voorheen. De vroegere kapellen, die alleen toegang boden aan de edelen, konden onmogelijk de grotere massa's aan vrije burgers bevatten.

Vanaf 1118 tot aan haar ogenschijnlijke verdwijning in 1314 oefende de orde grote invloed uit op het wereldgebeuren, niet alleen in militair-, politiek- artistiek en sociaal opzicht maar vooral ook door haar wetenschappelijke- en economische activiteiten. Ze hebben de mond-op-mond beademing geïntroduceerd in Europa. De tempeliers worden beschouwd als de uitvinders van de wisselbrief en in feite waren zij de beheerders van de eerste centrale bank van Europa en vormden zij 's werelds eerste multinationale organisatie. Papiergeld bestond in die tijd niet en de koopman liet in een commanderij zijn contante geld achter en ontving een gedateerde en getekende wisselbrief. Dan ging hij naar de plaats wij hij zaken wilde doen en liet zich in de aldaar gevestigde commanderij contact uitbetalen.

Nooit tevoren en nooit meer daarna bestond er in de wereld een machtiger en invloedrijker instituut. En ook nooit heeft een organisatie zo tot de verbeelding van het grote publiek gesproken als die van de tempeliers. En wat zou het avondland er anders hebben uitgezien, wanneer de tempeliers al hun plannen hadden kunnen uitvoeren!

Met de vraag of de Tempelieren al dan niet schuldig waren aan de verschrikkelijke daden, waarvoor ze uiteindelijk werden aangeklaagd, heeft de eeuwen door niet alleen het wetenschappelijk onderzoek, maar ook de volksfantasie bezig gehouden.

Ook vinden de meeste serieuze onderzoekers van onze tijd, kijkend naar de werkelijk aantoonbare feiten, onvoldoende gronden voor de vermeend "bewezen schuld" van de orde in haar geheel. Me is het er goeddeels over eens dat de tempeliers - aldus Campbell - geofferd werden door een lafhartige paus om de eerzucht van een hebzuchtige koning te bevredigen".

De meeste historici zijn het er tegenwoordig wel over eens, dat Filips de Schone van Frankrijk vooral in de eigenlijke tempelierenschat geïnteresseerd was. Sterker nog: hij had de absurde ambitie om zelf aan het hoofd te komen staan van de verenigde orde van johannieters en tempeliers.
M.J. Krück von Poturzyn schijft daarover: "Het verbazingwekkende project was in een geschrift van de zeer koningsgezinde publicist Pierre Dubois opgenomen en zou door Filips persoonlijk op schrift zijn gesteld. N.l. het plan om de orde van tempeliers en die van de johannieters te verenigen en zichzelf aan het hoofd daarvan te plaatsen, de Franse kroon ten gunste van één van zijn zoons - de oudste was toen zestien jaar - af te staan en als Koning van Jerusalem te gaan regeren". Hij zou zo niet alleen de beschikking krijgen over de inkomsten van beide ridderorden, maar ook over het leeuwendeel van alle prelaturen, bisdommen en geestelijke orden. Dit kwam neer op niets minder dan een universele monarchie, waarin al het geld van het Avondland zou samenstromen.

De tempeliers boekten ook grote vooruitgang in de landbouw en introduceerden allerlei nieuwe methoden om de opbrengsten te vergroten. Door de vele schenkingen ontvingen ze vaak allerlei waardeloze percelen (men wist wel wat men schonk) die echter door nieuwe landbouwmethoden toch in cultuur en tot bloei konden worden gebracht. De tempeliers kochten of ruilden percelen zodat ze vooral in het bezit kwamen van stukken land die langs de grote verbindingswegen lagen. Op die manier verwierf men in de loop der tijd een netwerk van goed beveiligde handels- en verkeersroutes.

Ook had men gezien het tij mee, want vastgesteld is dat de periode van 900 – 1300 de gemiddelde temperatuur in Europa iets hoger was lag als daarvoor, hetgeen natuurlijk ook behulpzaam was, bij het vergroten van de opbrengsten.

2008-03-02

DE RIDDERS VAN DE TEMPEL DER WIJSHEID (1)

NON NOBIS, NON NOBIS, DOMINE, SED NOMINI TUO DA GLORIAM


L’église où tu es, restes-y.

De notre vie vous ne voyez que l'écorce, qui est au-dehors
mais vous ne voyez les forts commendements, qui sont au-dedans (règle de l'ordre)


The Templars had two doctrines; one was concealed and reserved to the leaders, being that of Johannism; the other was public, being Roman Catholic doctrine… The Chiefs alone knew the aim of the Order; the subalterns followed without distrust. – Eliphas Levi

Dit is het ondoorgrondelijkste raadsel, ooit door de geschiedenis aan het nageslacht overgeleverd. -(Abbé de Vertot)

"The true version of the history of Jesus, and the early Christianity was imparted to Hugh de Payens, by the Grand-Pontiff of the Order of the Temple (of the Nazarene or Johannite sect), one named Theocletes, after which it was learned by some Knights in Palestine, from the higher and more intellectual members of the St. John sect, where were initiated into its mysteries. Freedom of intellectual thought and the restoration of one and universal religion was their secret object. Sworn to the vow of obedience, poverty, and chastity, they were at first the true Knights of John the Baptist, crying in the wilderness and living on wild honey and locusts. Such is the tradition and the true kabalistic version." - M. P. Blavatsky, Isis Unveiled

Een van de raadsels die het verhaal van de oorsprong van de tempeliers omgeven, is de snelheid waarmee koning Boudewijn I van Jeruzalem de sleutel van de El Aqsa-moskee overhandigde aan de negen ridders toen zij bij hem op de stoep stonden. Dit zou onder alle omstandigheden een raadsel zijn, maar misschien vooral in dit geval, want net voordat de tempeliers er bezit van namen, had Boudewijn de moskee liefdevol laten renoveren om er een paleis voor zichzelf van te maken - Robert Bauval


In het jaar 1118 stichtte een geheimzinnig graalgenootschap, de Orde van Sion als haar exoterische en militante tak, de Pauperes commilitones Christi templique Salomonis of te wel de Orde van de arme ridders van Christus en de tempel van Salomo, kortweg tempeliers genoemd. Voor de Patriarch van Jeruzalem legden 9 ridders, veteranen van de eerste kruistocht, onder leiding van Hugues de Payens en Godefroy de Saint-Omer hun eed van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid af als ridder-monniken. De even tragische als beschamende geschiedenis van de eerste kruistocht zullen we hier verder maar buiten beschouwing laten. De ridders kregen o.a. de beschikking over een vleugel van het paleis Boudewijn II, Koning van Jeruzalem, die was gelegen op de tempelberg en een gedeelte van de El-Aksa moskee, gebouwd op de plek van de vroegere tempel van Salomo.

Hugues de Payens werd de eerste grootmeester van de tempeliers. Hij vernam van Theocletes de ware lezing van het leven van Jezus en de oorspronkelijke geheime eredienst. Theocletes was de Pontifex van de Nazoreense sekte ook wel Johannitische Christenen genoemd. Zij baseerden zich o.a. op het "oorspronkelijke" evangelie van Mattheus. Deze hogepriester nam altijd de titel van Christos aan. Hij was de inwijder van De Payens en beschouwde hem als zijn opvolger.

Gezien het gebruik van de z.g. Atbash-code door de tempeliers is het ook heel aannemelijk dat er een Nazoreense sekte tot in de 12e eeuw doorleefde. De Atbash-code is een joods cryptografisch systeem dat zo'n duizend jaar eerder werd gebruikt om Esseense, Zadokitische en Nazoreense teksten te verhullen. Hij werd ook toegepast bij sommige Dode Zee rollen. Bij de Atbash wordt de eerste Hebreeuwse letter, aleph vervangen door de laatste tau, de tweede beth door de op één na laatste shin enzovoort. De kabbalisten noemden dit letterpermutatie. De tempeliers maakten ongetwijfeld gebruik van de Atbash-code, ook al omdat in de twaalfde eeuw iedere zinspeling op het gnosticisme uiterst riskant was.

Het Hebreeuwse alfabet bestaat uit tweeëntwintig letters, die als volgt opgeschreven worden: de eerste elf staan in de gebruikelijke volgorde en de tweede elf worden daar in omgekeerde volgorde onder gezet.

A B G D H V Z Ch T I K
Th Sh R Q Tz P O S N M L

In het Hebreeuws wordt Baphomet als BPVMTh geschreven waarbij in Atbash omgezet ShVPIA ontstaat. ShVPIA dat wordt uitgesproeken als Sophia, is in het Grieks niets anders dan “wijsheid”

De tempeliers hadden gezworen om de pelgrims op weg naar het Heilige Graf en de heilige plaatsen te beschermen, maar aangezien ze niet patrouilleerden langs de gevaarlijk weg van Jaffa naar Jeruzalem, ze aan geen enkele slag deelnamen en ze de eerste negen jaren van hun bestaan vrijwel uitsluitend “ondergronds” doorbrachten (recent archeologisch onderzoek bevestigt deze activiteiten onder de Tempelberg) moet dit slechts als een vrome legende worden beschouwd. Maar afgezien van de praktische vraag hoe zeven à negen ridders die taak naar behoren hadden kunnen volbrengen, is er nog iets anders dat tot nadenken stemt: noch in de statuten van de orde van 1128, noch in enig ander geschrift of kroniek van die tijd - bijvoorbeeld de kroniek van Fulko de Chartres, de biechtvader van Boudewijn II - wordt over die beveiligingstaak ook maar met één woord gerept. Fulko vermeldt zelfs de tempelridders niet eens!

Dr. Martin Bauer schrijft daarover: "Men kan zich er trouwens enigszins over verwonderen dat er praktisch geen documenten bestaan waarin de beginfasen van de tempeliers zijn vastgelegd…
Tot het concilie van Troyes (1128) vormden de tempeliers een kleine elitaire broederschap, die uit diepgelovige mannen bestond…

Pas met de erkenning door de kerkelijke autoriteiten werd de broederschap officieel een echte orde, volgens canoniek recht. Vermeldenswaardig is een opmerkelijke leemte in het reglement. Nergens vindt men een verwijzing naar de oorspronkelijke taak van de orde: de bescherming van de pelgrimswegen… We zouden toch mogen verwachten dat het reglement van de tempeliers bijvoorbeeld als volgt zou beginnen: Doel van onze orde is…" Zouden toch do intelligente mannen als Hugo de Payens en Bernard van Clairvaux vergeten zijn de doelstelling van de organisatie in het reglement vast te leggen?"

Er werden gedurende de eerste negen jaren ook geen nieuwe leden toegelaten. Dit is natuurlijk opmerkelijk, want wanneer zij daadwerkelijk de pelgrims hadden willen beschermen konden ze natuurlijk best enige versterking gebruiken. De negen jaar en de negen ridders hebben natuurlijk ook een symbolische esoterische betekenis. Gedurende negen jaar werd gewerkt aan de oprichting van de orde. De 9 is de voorbereiding voor en afronding naar een hoger niveau, de 10, de decade of Tetractys van Pythagoras.

De bescherming van de pelgrims lag in werkelijkheid dan ook in handen van de Hospitaalridders. De tempeliers waren veeleer diplomaten, in dienst van de koning, die moesten proberen om de zwaar verstoorde relaties met de joden en de moslims weer enigszins te herstellen.

Beschermheilige en geestelijke vader van de fratres Militiae Templi was de cisterciënzer monnik en mysticus Bernard de Clairvaux (van Fontaine), die mogelijk via zijn Joodse medewerkers had vernomen dat de Ark des Verbonds met de Tafelen der Wet zich nog in Jeruzalem bevonden. Deze zou zich onder de Shetiyyah, of grondsteen van Salomo's tempel bevinden, die zich nu in de Rotskoepel bevindt. Waarschijnlijk heeft men de hulp ingeroepen van de vermaarde kabbalaschool van rabbi Rashi te Troyes.

Het kan dan ook niet anders of de tempeliers en de "witte monniken" hebben een gemeenschappelijk plan gehad. Een gedachte die nog versterkt wordt door de bovenmatige belangstelling die Bernard de Clairvaux aan de dag legde voor de z.g. zware Madonna’s. Het lijkt er veeleer op dat zijn devotie voor de Heilige Maagd een alibi was voor zijn ware liefde: Maria Magdalena. Evenals de belangstelling van de tempeliers voor Johannes de Doper een voorwendsel was om de aandacht af te leiden van het eigenlijke object van hun verering: de evangelist Johannes. Een andere sleutelfiguur op de achtergrond, was Stefanus Harding die met zijn Charta caritatis de ware stichter van de Cisterciënzer Orde was. (Opgericht in 1098 te Cîteaux, de plaats waaraan de orde haar naam ontleende d.w.z. Latijn Cistercium).

Acht jaar lang blijven de tempeliers in Jeruzalem. In het jaar 1125 voegt ook Hugo van Champagne zich bij hen. Dat moet dan wel erg belangrijk voor hem zijn geweest, want hij verstootte vrouw en kind om zich bij het groepje in Jeruzalem te kunnen aansluiten. Vervolgens zweer hij trouw aan zijn vazal Hugues de Payens!!! Zelfs Bernhard van Clairvaux kon die stap niet begrijpen. De Parijse historicus prof. Alain Demurger schrijft: "Men kan begrip opbrengen voor de houding van Bernhard van Clairvaux - een wereld verzekende ridder, die in 1126 het toetreden van de graaf Hugo de Champagne tot de tempelmilitie betreurde: waarom was deze niet, net als hijzelf, in het klooster van Cîtaux ingetreden?" Ja - waaróm dan wel?

In 1127 keerden nagenoeg alle ridders terug naar Europa waar hen een triomfale ontvangst ten deel viel. De orde was pas gesticht, maar in dat zelfde jaar schrijft Bernard de Clairvaux:
“...is het werk voltooid...”

In de inleiding van het ordereglement laat Bernard noteren: "Met Gods en met onze Redder Jezus Christus' hulp is het werk voltooid, dat zijn vrienden uit de Heilige Stad Jeruzalem naar de Marche en de Bourgogne terugriep. Het zijn vrienden, die voor ons welzijn en voor de verbreiding van het ware geloof zonder verzuim God hun ziel aanbieden; welk een edele opoffering…"

De Payens vroeg en kreeg via De Clairvaux steun van de paus. De orde werd op 13 januari 1128 op het concilie van Troyes officieel erkend door de kerk. Bernard de Clairvaux deed een herderlijk schrijven uitgaan, waarin hij de nieuwe orde uitdrukkelijk aanprees: De laude novae militae: "Tot lof van de nieuwe krijgsmacht".

"De soldaten van Christus strijden onbevreesd Gods veldslagen, op geen enkele wijze bezorgd over de zonde van het afmaken van de vijand of het zelf gedood te worden; want een dood volbracht of ondergaan in de naam van Christus is volstrekt geen zonde, maar draagt bij tot de glorie".

Gezien de zeer succesvolle start van de orde, de uitspraken van Bernard de Clairvaux en de opmerkelijke groei van de Cisterciënzers, kan men er gevoeglijk van uitgaan dat er inderdaad iets van zeer grote waarde werd gevonden.